Muurleeuwenbek

Cymbalaria muralis


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Van oorsprong is Muurleeuwenbek een rotsplant, die in Nederland groeit op door de mens gemaakte stenen objecten. Muurleeuwenbek wordt gevonden op verweerde gemetselde muren, in voegen van wegverhardingen en in spleten van steenglooiingen op dijken. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de plant is tamelijk beperkt (Slovenië en aangrenzend Italië), vandaar is zij als sierplant versleept naar vele landen en vervolgens ingeburgerd. In Nederland is zij, buiten de hogere zandgronden, vrij algemeen op vochtige tot matig droge standplaatsen. Muurleeuwenbek behoort samen met Muurvaren tot de meest algemene vaatplanten van de inlandse ‘rotsvegetaties’. Hoewel Muurleeuwenbek geen achteruitgang vertoont is dit wel het geval met muurvegetaties in het algemeen. Dit wordt mede veroorzaakt door de vervanging van oude gemetselde stenen muren door hardere en minder poreuze bouwmaterialen. Een bijzonderheid van Muurleeuwenbek is de wijze waarop de zaden naar een geschikte kiemingslocatie worden geleid. Na de bloei kromt de stengel zich van het licht af, waardoor de rijpe zaden in spleten gedrukt worden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - herfst

Hoogte - 0,15-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Muurleeuwenbek wortelt op de knopen.

Stengels/takken - De kruipende stengels zijn kaal, iets vlezig en slank. Muurleeuwenbek vormt plakkaten.

Bladeren - De verspreid staande bladeren zijn lang gesteeld, rondachtig-hartvormig, hebben 5 tot 9 lobben en zijn van onderen vaak paarsig.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De lang gesteelde bloemen staan afzonderlijk in de bladoksels. De kroon is 2-lippig, blauwpaars en 0,9 tot 1½ cm lang. Op het gehemelte zitten 2 gele vlekken. De kelk is 5-delig. De spoor is stomp en 1½ tot 3 mm lang. Na de bloei kromt de bloemsteel zich van het licht af.

Vruchten - Een doosvrucht. De zaden hebben een patroon van mazen en heen en weer slingerende richeltjes. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, warme, open plaatsen op vochtige tot matig droge, voedselarme tot matig voedselrijke en meestal kalkrijke, stenige of rotsachtige grond.

Groeiplaats - Oude muren (gemetseld met kalkrijke mortel), beschaduwde, kalkrijke rotsen, waterkanten (beekbeschoeiingen), rivierdijken, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), tussen straatstenen en tussen stenen van voormalige zeedijken.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: muren
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website