Vleeskleurige orchis

Dactylorhiza incarnata


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Vleeskleurige orchis groeit op zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot natte, stikstofarme, matig voedselarme tot matig voedselrijke, basische tot zwak zure, basenrijke, kalkhoudende bodems van zand, leem, zavel, klei en veen. Zij staat in jonge duinvalleien, blauwgraslanden en in hooilanden, in ontziltende graslanden en kalkmoerassen, in trilvenen, verlande moerassen en in rietland, in brakwatervenen en klei- en leemputten, in beekdalen, slenken en in kreken, in schraallanden, heischrale graslanden en in hoogveenafgravingen. Verder in vochtige heiden, veenmosrietlanden en op overgangen van kraggen naar vaster, vaak enigszins kleihoudend veen, op drooggevallen zandplaten, voormalige strandvlakten en op zandstranden, op opgespoten zandvlakten en voormalige kweldergronden, langs de rand van vennen en laagten in heidegebieden. De soort kan slecht tegen zomerse uitdroging van de grond. De soort is in Nederland vrij zeldzaam in de duinen en zeldzaam in het overige deel van het land. Als gevolg van ontkalking, verdroging en verzuring gaat Vleeskleurige orchis achteruit in Nederland.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,15-0,60(-1,20) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels/takken -

Bladeren - De 3 tot 6 lichtgroene bladeren staan bijna rechtop. Vaak staan ze in 2 rijen. Ze zijn langwerpig. De grootste breedte zit onder het midden. De bladeren zijn meestal niet gevlekt, spits, maar wel vaak met een kapvormige top. De onderste schutbladen zijn minstens zo lang als de bloemen en vaak gekromd.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn donkerpaars, roze of zwak geelachtig-roze (vleeskleurig). Heel soms zijn ze wit. De lip is fijn getekend, 5 tot 8 mm lang en niet gedeeld of zwak 3-delig. De zijlobben zijn teruggeslagen en daardoor lijkt de lip smal. De kegelvormige spoor is omlaag gericht en is korter dan het vruchtbeginsel. Het honingmerk bestaat uit fijne stipjes en lijntjes, die begrensd worden door een fijne, vaak ononderbroken hartvormige lijn.

Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot halfbeschaduwde plaatsen op vochtige tot vrij natte, voedselarme, zwak zure tot meestal kalkhoudende grond (zand, leem, zavel en laagveen).

Groeiplaats - Zeeduinen (jonge duinvalleien), drooggevallen zandplaten in afgedamde zeearmen, grasland (beekdalblauwgrasland, hooiland, weiland en ontziltend grasland op kleihoudend zand), moerassen (kalkmoerassen, trilveen, verlande moerassen, rietland, brakwaterveen en overgangen van kraggen naar vaster, vaak enigszins kleihoudend veen), opgespoten grond en afgravingen (kleigroeven).
Familie: Orchidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: kalkmoerassen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website