Eenbes

Paris quadrifolia


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Eenbes staat op beschaduwde, ± voedsel- en stikstofrijke, vochtig tot vrij natte, zwak basische, soms zwak zure, maar meestal neutrale tot kalkhoudende mergel-, leem- of lössbodems met goed verterend strooisel. Ze groeit in loofbossen en struwelen, in naaldbossen (niet in Nederland) en onder heggen, bij natte slenken, bronnen en langs beschaduwde beekjes. Het is een plant van de gematigde en koudere streken in Azië en Europa en Nederland ligt aan de noordwestelijke grens van het Europese deel van het verspreidingsgebied. De soort is vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, zeldzaam, maar plaatselijk vrij algemeen in Noord-Brabant en is elders zeer zeldzaam. Eenbes verspreidt een aasgeur en wordt door vliegen bestoven, de gevormde zwarte vruchten worden gegeten en de onverteerde, rode zaden worden uitgescheiden. De hele plant is giftig door saponinen, vooral de vrucht. Vroeger werd de plant aangewend tegen kinkhoest, krankzinnigheid en stuipen, en de (voor de bloei) verzamelde bladeren leverden een paarse verfstof.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - juni

Hoogte - 0,15-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Lange, ondiep kruipende en weinig vertakte wortelstokken. Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengel is  kaal. De soort groeit vaak in groepen.

Bladeren - De bladeren vormen meestal een krans van vier  bladeren halverwege de stengel. Ze zijn breed eirond en met drie  tot vijf  nerven.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De geelgroene bloemen zijn meestal viertallig. De vier  buitenste groene, spitse bloembladen zijn langwerpig-eirond, 2-3 cm lang en tot 5 mm breed. De binnenste vier  zijn wat korter en smaller (priemvormig). Meestal zijn er acht  meeldraden (soms tien  of twaalf) en vier  gekromde stijlen. De helmknoppen zijn oranjegeel.

Vruchten - Een bes. De zwarte, giftige bessen zijn ongeveer 1 cm groot. De zaden zijn rood. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Beschaduwde plaatsen op vochtige tot vrij natte, matig voedselrijke, soms zwak zure, maar meestal neutrale tot kalkhoudende, humusrijke grond met goed verterend strooisel (mergel, leem of löss).

Groeiplaats - Bossen (kalkrijke loofbossen) en waterkanten (langs beschaduwde beekjes en bij bronnen).
Familie: Melanthiaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website