Parnassia

Parnassia palustris


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Parnassia staat op zonnige, open tot grazige, vochtige tot natte,voedselarme, zwak zure tot meestal kalkrijke, onbemeste bodems van zand, leem,zavel, mergel, laagveen en op stenige plaatsen. Ze groeit in duinvalleien, gemaaide duingraslanden en langsstrandvlakten, op zandplaten in afgesloten zeearmen en op venige of lemigeplekken in heiden,  in blauwgraslanden,hooi- en kalkgraslanden, in kalkmoerassen, trilvenen en langs kleineverlandende veenplassen, in bronvenen, op puinhellingen en in kwelgebieden. Het areaal omvat de koude engematigde gebieden van het Noordelijke Halfrond.In Nederland is de soort vrij zeldzaam in de duinstreek, vooral op deWaddeneilanden en in de Lauwersmeerpolder, zeldzaam in Zeeland en inlaagveengebieden en zeer zeldzaam in het oosten en midden van het land, inZuid-Limburg, Flevoland en in de Rijnmond. De sterke achteruitgang vanParnassia is te wijten aan ontwatering en bemesting. Ze werd  vroeger gebruikt bij leverkwalen, eenaftreksel van de bladeren in wijn of water zou verder kalmerend werken op demaag en zou nierstenen kunnen verwijderen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - september

Hoogte - 0,15-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte 10 tot 20 cm.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn kantig. De bloeistengels zijn geribd. De plant vormt polletjes.

Bladeren - De lang gesteelde bladeren zijn eirond-hartvormig. Er is 1 zittend, stengelomvattend stengelblad.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande, 1½ tot 3½ cm grote bloemen zijn wit met groenige aderen. De 5 kroonbladen zijn eirond, de 5 vruchtbare meeldraden zijn wit en de 5 onvruchtbare meeldraden geelgroen.

Vruchten - Een doosvrucht. De vrucht gaat met 4 kleppen open. Stoffijne zaden. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open tot grazige, vochtige tot natte, soms wat drogere, voedselarme, zwak zure tot meestal kalkrijke, onbemeste grond (zand, leem, zavel, mergel, laagveen en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien, gemaaid duingrasland en langs strandvlakte), zandplaten in afgesloten zeearmen, grasland (blauwgrasland, hooiland en soms in vrij droog kalkgrasland), heide (venige of lemige plekken), moerassen (kalkmoerassen, trilvenen, kleine verlandende veenplassen en bronvenen), puinhellingen en kwelgebieden langs beken.
Familie: Parnassiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: kalkmoerassen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website