Rivierfonteinkruid

Potamogeton nodosus


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Rivierfonteinkruid staat in zonnig tot licht beschaduwd, diep, matig stikstofrijk, zwak zuur, voedselrijk, kalkhoudend, zwak tot matig snel stromend, zoet en iets vervuild water boven een slik- en humusarme bodem van klei, zand of grind. Ze groeit in de grote rivieren en de daarmee in verbinding staande wateren, in kanalen en beken, in vijvers en plassen, op stenen begroeiingen en in grindgaten, in sloten en oude waterlopen. De plant bewoont Noord- en Midden-Amerika, Zuidwest- en Zuid-Azië, Zuid- en Midden-Europa waar de noordgrens door Nederland en Duitsland loopt. De soort is zeldzaam in het Ketelmeer en de monding van de IJssel, in de Maas en het Julianakanaal, en staat in Midden-Limburg ook in grindgaten. Elders is ze zeer zeldzaam (o.a. in Noord-Brabant). Vroeger werd Rivierfonteinkruid ook op een aantal plaatsen waargenomen in de Waal bij Nijmegen. Mogelijk heeft de lichte toename te maken met de stijging van de gemiddelde watertemperatuur.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - augustus

Hoogte - 0,40-2,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een sterk vertakte wortelstok.

Stengels/takken - De stengels worden tot 1 meter lang en zijn naar boven toe weinig vertakt.

Bladeren - De steel is vaak langer dan de bladschijf. De ondergedoken bladeren zijn lijnvormig tot langwerpig. De jonge bladeren hebben zeer fijne tandjes, die later afslijten. De drijvende bladeren zijn breder en liggen waaiervormig uitgespreid op het water. Ze zijn dun leerachtig en iets doorschijnend. Aan de onderkant hebben ze sterk uitspringende nerven en aan de voet zijn ze plotseling versmald.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De aren zijn slank. De aarstelen zijn even dik of meestal dikker dan de stengel en naar boven enigszins verdikt. De bloemen zijn groenig.

Vruchten - Een steenvrucht. De vruchtjes zijn 3 tot 4 mm lang en scherp gekield. Er vindt maar weinig zaadvorming plaats. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen in niet te ondiep, zwak tot matig snel stromend, voedselrijk, kalkhoudend water met een bodem van van klei of grind.

Groeiplaats - Water (rivieren, grindgaten, stenen beschoeiingen, kanalen, vijvers, plassen, sloten en oude waterlopen).
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke wateren
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website