Blauwgras

Sesleria caerulea


© Otto Zijlstra

Ecologie & verspreiding
Blauwgras is een grassoort die een veel bredere ecologische amplitude vertoont dan tot uiting komt in onze regionen. Zo groeit ze in veel delen van haar areaal onder veel nattere omstandigheden dan bij ons. In Noordwest-Europa staat Blauwgras op open, zonnige tot iets beschaduwde, (zeer) droge, voedselarme, kalkhoudende, humusarme grond (zowel mergel als stenige plaatsen). Ze groeit in graslanden (zowel kalkgraslanden als hellinggrasland), op rotsen en rotsrichels en op rotsachtige plekken in hellingbossen. De aanwezigheid van deze plant was beperkt tot het regenarme, westelijke deel van Zuid-Limburg. Ze was bekend van een drietal plaatsen. De eerste vondst stamt van de Sint Pietersberg uit 1868. Hier heeft de soort zich een aantal jaren kunnen handhaven, maar is door mergelwinning en bebossing verdwenen. Later werd later ze ook waargenomen bij het Savelsbos en op de Bemelerberg, van waar de laatste melding uit 1986 stamt. Haar verdwijnen is te wijten aan haar gevoeligheid voor bemesting.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - mei

Hoogte - 0,05-0,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een korte wortelstok. Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels/takken - Alle stengelknopen zitten in het onderste deel. Dit gras vormt dichte pollen.

Bladeren - De stugge, stijf rechtopstaande bladeren zijn groen met een blauwachtige tint. Ze staan enigszins waaiervormig uitgespreid. Verder zijn ze kaal, 2-3 mm breed, hebben een ruwe rand en een opvallende middennerf. De top is plotseling toegespitst. Het tongetje is 0,5 mm lang en fijn gewimperd. Aan de voet zitten schubvormige, vliezige schutbladen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen een korte, compacte 1-3 cm lange pluim. De pluim is eivormig tot langwerpig, dichtbloemig, grijspaars en heeft zeer korte assen. De aartjes zijn tweebloemig. De kelkkafjes hebben één nerf. Ze zijn eirond, allemaal ongeveer even groot, iets korter dan het hele aartje en aan de top toegespitst in een scherpe punt. Het onderste kroonkafje is blauwachtig.

Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open paatsen op (zeer) droge, voedselarme tot matig voedselarme, kalkrijke, humusarme grond (mergel en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland en hellinggrasland), kalkrijke rotsen, rotsrichels en bossen (rotsachtige plekken in hellingloofbossen).
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Verdwenen uit Nederland
Zeldzaamheid: verdwenen
Ecologische groep: kalkgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website