Geelrode naaldaar

Setaria pumila


© Pieter Stolwijk

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - herfst

Hoogte - 0,05-0,75 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels/takken -

Bladeren - De bladen zijn iets blauwig, Op de voet van het blad groeien lange haren (minstens 0,5 cm). De bladschede is niet gewimperd.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De trosvormige aartjes staan ieder apart op niet vertakte steeltjes. De aartjessteel heeft vijf tot tien roodachtig gele borstels met naar boven gerichte tandjes. De vruchtbare bloem is voor hoogstens 2/3 deel bedekt door het bovenste kelkkafje. De kroonkafjes hebben dwarsrimpeltjes.

Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, warme, open plaatsen (pionier) op droge, matig voedselrijke, omgewerkte, humusarme, kalkarme tot kalkhoudende grond (zand, leem en kleiachtig).

Groeiplaats - Akkers (kalkarme akkers en akkerranden, met name aan de zuidkant van maisakkers), ruderale plaatsen, omgewerkte bermen, industrieterreinen, haventerreinen, stortterreinen, zeeduinen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en langs de Maas.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: kalkarme akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website