Oorsilene

Silene otites


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Oorsilene is een tweehuizige plant die groeit op open, zonnige en warme, droge, voedselarme, zwak zure tot meestal kalkhoudende, grazige zandgrond. In de kalkrijke duinen van Bergen tot ’s-Gravenhage is zij kenmerkend voor het oude zeedorpenlandschap. Ze groeit op droge grasvelden en in bermen, die af en toe worden betreden en waar de grasmat niet helemaal gesloten is. Het meest komt de soort op oost- en zuidhellingen voor, gewoonlijk in vrije grote groepen. In ongestoorde duingebieden, ver van wegen en bebouwing, zal men haar zelden aantreffen. Het is van oorsprong een steppeplant die haar hoofdverspreiding heeft in Midden-Azië en Oost-Europa. Rondom de Noordzee bezet ze nog enkele gebieden in Oost-Engeland en in Nederland. Oorsilene is zeldzaam in de kalkrijke Noord- en Zuid-Hollandse duinen en zeer zeldzaam in de kalkarme duinen, waar ze alleen op Schiermonnikoog voorkomt. Elders is zij adventief met duinzand. Vegetatief kan Oorsilene sterk op Nachtsilene lijken. Beide planten hebben iets behaarde, spatelvormige rozetbladen. Bij Oorsilene verbreden de bladeren zich pas nabij de top, terwijl bij de Nachtsilene de verbreding op al op de helft van de bladlengte begint.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,20-0,60 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, tweehuizig

Wortels - De wortelstok splitst zich enkele keren in tweeën. Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn aan de voet kleverig behaard. De plant vormt vaak plakkaten.

Bladeren - De elliptische bladeren zijn kort behaard. De wortelrozetbladeren zijn gesteeld, spatelvormig en met de grootste breedte net onder de top.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). Er groeien veel bloemen in een los vertakte, kort gesteelde, trosvormige bloeiwijze. De groengele bloemen zijn 3 tot 4 mm groot. De kroonbladen zijn lijnvormig, hebben geen keelschubben en zijn niet gedeeld. De kelk wordt tot 5 mm lang. 's Nachts verspreiden de bloemen een zoete geur.

Vruchten - Een doosvrucht. De kelk is korter dan de vrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme, open tot grazige plaatsen op droge, voedselarme, zwak zure tot meestal kalkhoudende, grazige zandgrond.

Groeiplaats - Zeeduinen (vooral bij dorpen) en grasland (droog, neutraal grasland). Van oorsprong is het een steppeplant.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website