Echte guldenroede

Solidago virgaurea


© Johan Loermans

Ecologie & verspreiding
Echte guldenroede is een vrij zeldzame zoomplant die binnen Nederland vrijwel beperkt is tot de hoger gelegen zand- en leemgronden in het oosten en zuiden van het land. Het zwaartepunt in de verspreiding ligt tegenwoordig vooral in gebieden met ondiep gelegen leemhoudende bodemlagen. De plant komt voor op droge, voedselarme, niet te zure, zonnige standplaatsen en groeit zowel in (hei)schrale graslanden als in bosranden. Ook in de open grasmat van halfbeschaduwde bermen onder bomenrijen en langs bospaden kan de plant worden aangetroffen. De plant groeit vaak op hellende oppervlakken, zoals houtwallen, bermgreppels, beekoevers en schrale taluds. Bloei en zaadzetting treedt alleen op als de groeiplaatsen niet of heel laat gemaaid worden of niet te intensief beweid worden. Bij te sterke beschaduwing komen de planten niet meer in bloei. De kleine door de wind verspreide zaden ontkiemen vooral op kale, onbegroeide, minerale bodem. Door ophoping van strooisel of door te sterke beschaduwing onder een zich sluitend kronendak verdwijnen op de lange duur de groeiplaatsen door onvoldoende verjonging. Bij verrijking met meststoffen uit aangrenzende percelen of door atmosferische depositie kan Echte guldenroede verdrongen worden door grassen of door bramen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - herfst

Hoogte - 0,30-1,00 m.

Geslachtsverdeling - polygaam

Wortels - Diep wortelend met een korte wortelstok. Geen uitlopers.

Stengels/takken - De weinig vertakte stengels zijn meestal zwak en kort behaard.

Bladeren - De bladeren zijn vrij donkergroen. De onderste zijn eirond tot langwerpig en boven het midden het breedst. Ze hebben een verwijderd gezaagde rand en zijn aan de voet versmald tot een vleugelrand langs de hoofdnerf. De hogere bladeren zijn smaller, minder gezaagd en zonder steel.

Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De heldergele bloemhoofdjes vormen samen lange, vrij smalle pluimen met korte, schuin omhoog staande zijtakken. De bloemhoofdjes zijn 1-1,8 cm. Er zijn zes  tot twaalf  lintbloemen, die buiten de hoofdjes uit komen. De omwindselbladen zijn lijnvormig, groenachtig geel en vliezig gerand.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot vaak licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot matig vochtige, matig voedselarme, meestal zwak zure, maar soms kalkhoudende, min of meer humeuze en meestal lemige grond met vaak een matig verterende strooisellaag (leem, lemig zand, mergel en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Bossen (loofbossen en langs bospaden), bosranden, struwelen, houtwallen, kapvlakten, lichte ruigten, heide, grasland (schraal hooiland, heischraal grasland), bermen, langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), dijken, waterkanten (sloten en beekoeverwallen) en mergelwanden.
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: bossen op droge, zure grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website