Moerasgamander

Teucrium scordium


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Moerasgamander staat op zonnige, vochtige tot periodiek natte of overstroomde, matig voedselrijke, humeuze, zwak zure, maar veelal basische en kalkrijke zand-, klei-, of leemgronden. De licht zouttolerante soortsoort groeide en groeit op open, soms lichtbeschaduwde plaatsen in de duinen en in moerassige graslanden in het rivierengebied. Vegetatieve vermeerdering door uitlopers is van grote betekenis, in de herfst worden deze uitlopers normaal door slib en/of water bedekt en zo kan de plant maandenlang onder overstroomde omstandigheden vegeteren en botten de uitlopers het volgende voorjaar uit. Bij natte zomers neemt het aantal planten toe, maar in droge zomers nemen ze af aangezien uitdroging zeer slecht verdragen wordt. Vroeger werd de soort aangetroffen tussen Zandvoort en Lisse en op enige plaatsen in het rivierengebied en in beekdalen in Gelderland; nu komt ze alleen nog voor in de duinen van Voorne. Deze oude geneeskrachtige plant, die bij kneuzing naar knoflook ruikt is tegenwoordig ernstig bedreigd.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - september

Hoogte - 0,15-0,45 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte 10 tot 20 cm.

Stengels/takken - De stengels liggen laag uitgespreid en vormen kruipende uitlopers.

Bladeren - De zachtharige bladeren zijn langwerpig en grof getand. De voet is afgerond tot wigvormig. De bladeren zijn zittend of zeer kort gesteeld. De schutbladen zijn meestal langer dan de bloemen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien afzonderlijk in de bladoksels of in armbloemige (2 tot 8) schijnkransen. Ze zijn licht paarsrood en 0,7 tot 1 cm lang. De kelk is donzig.

Vruchten - Een splitvrucht. De vrucht is vierdelig. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op natte, 's zomers droogvallende, voedselarme, zwak zure tot meestal kalkrijke, humeuze, meestal verstoorde grond. Plaatsen met een wisselende waterstand (zand, veen en klei).

Groeiplaats - Zeeduinen (natte duinvalleien, schraal duingrasland), moerassige uiterwaarden, moerassen en kapvlakten.
Familie: Lamiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: storingsmilieus
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website