Basterdklaver

Trifolium hybridum subsp. hybridum


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Basterdklaver staat op zonnige, open, vochtige, matig stikstofrijke, zwak basische en voedselrijke bodems (leem, lemig zand en klei). Ze verdraagt enig zout goed, beweiding matig en droogte zelfs slecht. De plant groeit in uiterwaarden en hooilanden, in bermen, graslanden en op dijken, op braakliggende grond en langs bospaden, op stortplaatsen en spoorwegterreinen, in leem-, klei- en kiezelgroeven en op industrie- en haventerreinen. Ze wordt echter ook ingezaaid. Het herkomstgebied valt niet meer scherp te omlijnen maar is waarschijnlijk Midden- en Zuidoost Europa. Deze zoetgeurende klaver is als landbouwgewas al sinds de 18e eeuw ingeburgerd in vele gematigde streken. De soort is in ons land plaatselijk algemeen, maar vrij zeldzaam in het duingebied. Ze kan lijken op Witte klaver, men lette daarom op het al of niet kruipen en wortelen van de stengel (wel bij Witte klaver) en het feit of de kelk vijf- of tiennervig is (tiennervig bij Witte klaver).
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - september

Hoogte - 0,30-0,90 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn kaal en hol en wortelen niet op de knopen (een verschil met Witte klaver).

Bladeren - Merendeels lang gesteelde, 3-tallige bladen met ovale, fijn getande deelblaadjes zonder V-vormige figuur (zoals Witte klaver die wel heeft). De lange, smal driehoekige, geleidelijk toegespitste steunblaadjes zijn alleen aan de basis met de bladsteel vergroeid (niet rondom de stengel vergroeid).

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bolvormige tot eironde hoofdjes staan op lange stelen in de bladoksels en aan de top van de stengels. De stelen zijn twee tot drie keer zo lang als de vijfnervige kelkbuis. De kelktanden zijn langer dan de kelkbuis (onderling zijn ze ongeveer even lang). De kale kelk is na de bloei niet opgezwollen. De bloemkroon is eerst wit, wordt later roze, maar krijgt bij verwelking een vleeskleurige tot oranjebruine tint. Aangezien de bloemen van onderaf in bloei komen, zijn de bloeiwijzen in volle bloei twee- tot driekleurig. De 7-10 mm grote bloemen verspreiden een zoete geur.

Vruchten - Een doosvrucht. Peulen met twee tot vier zaden. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem -

Groeiplaats -
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: storingsmilieus
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website