Groot blaasjeskruid

Utricularia vulgaris


© blikonderwater

Ecologie & verspreiding
Groot blaasjeskruid is in Nederland plaatselijk vrij algemeen in wateren op (laag)veen en rivierklei. Het is tamelijk zeldzaam in zeekleigebied; het voorkomen is hier steeds gerelateerd met lokale veenrestanten (b.v. in daliegaten) of met recente veenvorming. Ook in de pleistocene zandstreken kan Groot blaasjeskruid worden gevonden. Deze soort komt in (matig) voedselrijke wateren voor. Het Groot blaasjeskruid lijkt licht te zijn toegenomen sinds 1980; misschien veroorzaakt door het voedselrijker worden van wateren op de zandgronden. Zowel in het verleden als in het heden vindt er verwarring met Loos blaasjeskruid plaats. De soorten zijn, zelfs in bloeiende toestand, niet altijd goed van elkaar te onderscheiden. De verspreiding en de mate van voorkomen van zowel Groot als Loos blaasjeskruid op het pleistoceen is daarom niet goed aan te geven. Tot 1975 werden de vondsten van Groot blaasjeskruid in deze gebieden met een variant teken aangegeven.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,30-2,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - De wortels zweven vrij in het water, maar soms drijven ze.

Stengels/takken - Een horizontale hoofdas, soms met bleke tweerijige, beschubde en niet bebladerde zijstengeltjes, die naar het wateroppervlak groeien. De bloeistengels zijn meestal 20-30 cm lan. Stengels met veel blaasjes van ongeveer 3 mm.

Bladeren - De eironde bladen zijn 2-8 cm lang en veerdelig. De bladslippen hebben een spitse top en zijn voorzien van meestal stomphoekige, opzij gerichte tandjes met stekelharen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien met drie  tot vijftien  bij elkaar in trossen. Ze zijn heldergeel met een oranje gestreept gehemelte en worden 1,2-2 cm. De bovenlip is hoogstens even lang als het gehemelte, de onderlip is omlaag gebogen en de spoor is buisvormig en aan de top kegelvormig en spits.

Vruchten - Een doosvrucht met een bolle vorm. De vruchtstelen staan meestal naar beneden gebogen. Ze zijn hoogstens drie  keer zo lang als de schutbladen. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot half beschaduwde plaatsen in rustig, ondiep, matig voedselrijk, weinig of niet verontreinigd, stilstaand of langzaam stromend, neutraal tot basisch, zoet, zelden zwak brak water met een organische bodem (laagveen, rivierklei met een venige modderlaag en soms op venig zand).

Groeiplaats - Sloten, kleine plassen, luwe hoeken van groter water, spoorsloten, oeverzones van afgesneden rivierarmen, oude kleiputten, poeltjes in moerassen en drijftillen.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke wateren
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website