Baardgras

Polypogon monspeliensis


© Willem Braam

Ecologie & verspreiding
Baardgras staat op open en zonnige, matig voedselrijke, droge tot vochtige, stikstofrijke en omgewerkte zandgrond, vaak in enigszins brak milieu. Ze groeit aan randen van hoge, ontziltende kwelders en in uitgestoven duinvalleien, aan de rand van periodiek droogvallende, ondiepe plassen en sloten en op opgespoten zand, op rivierstrandjes en in ruigten. Verder in zandige akkers, bermen en op spoorweg- en adventief terreinen, in havengebieden en bij wolverwerkende fabrieken, op droge plekken in zoutmeren en in grindgroeven. Deze eenjarige pionier stamt oorspronkelijk uit Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa en is als graan- en woladventief een kosmopoliet geworden. De soort is zeer zeldzaam in Nederland, waar ze met name in het kustgebied voorkomt. De plant is onmiskenbaar door de vaak vertakte, in polletjes staande, kale stengels, de enigszins buikige bovenste bladscheden en door de dichte, cilinder- tot eivormige pluim met lange, ver uitstekende kafnaalden. Hazenstaartje lijkt er in de verte op maar deze heeft behaarde stengels en bladeren.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,06-0,80 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De rechtopstaande of geknikt-opstijgende stengels zijn niet behaard en vaak vertakt.

Bladeren - De bladscheden zijn glad of bovenaan iets ruw. De bovenste bladscheden zijn enigszins buikig. Het tongetje wordt tot 1½ cm lang en heeft een getande top.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De zeer dichte, cilindervormige en enigszins gelobde, geelachtige pluim wordt 1½-16 cm lang en heeft zeer korte assen en vele lange kafnaalden (geheel bedekt met fijne borstels). De kleine aartjes (2-3 mm) zijn éénbloemig, zeer kort gesteeld en hebben twee vrijwel even grote, éénnervige kelkkafjes met uitgerande top, waaruit een nerf uittreedt als een rechte naald die minstens dubbel zo lang is als de rest van het kafje. Het eironde, zwak vijfnervige lemma is ongeveer half zo lang als de kelkkafjes en heeft een afgeknotte, iets getande top, waaruit de middennerf soms als een kort naaldje uittreedt. Bij rijpheid breekt het hele aartje af samen met het topje van de aartjessteel.

Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op matig droge tot vochtige, matig voedselrijke, maar stikstofrijke zandgrond en op omgewerkte zandgrond. Vaak in enigszins brak milieu.

Groeiplaats - Randen van hoge, ontziltende kwelders (schorren), zeeduinen (uitgestoven duinvalleien), waterkanten (aan de rand van periodiek droogvallende ondiepe plassen en sloten en langs de Maas op strandjes), opgespoten grond (zand), langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en afgravingen (grindgroeven).
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website