Behaard breukkruid

Herniaria hirsuta


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Behaard breukkruid is een pionier van zonnige, open plekken op droge, matigvoedselrijke, kalkarme, iets zure zandgrond of stenige plekken en groeit graagop spoorwegterreinen, op akkers en akkerranden, in moestuinen, zandigewegbermen, zandige of rotsachtige plekken langs de kust, tussen straatstenen enop stenige, braakliggende grond. Het is een uitgesproken warmteminnende soortdie gebonden is aan plekken die snel door de zon worden opgewarmd en langwarmte vasthouden.  Behaard breukkruidwerd lang als zeldzame dwaalgast gezien en pas in de jaren tachtig werdduidelijk dat de soort is ingeburgerd. Zij komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa,West-Azië en Noord-Afrika en is thans bekend van West- en Midden-Europa,Australië en Noord-Amerika.Behaard breukkruid is in Nederland nog altijd zeerzeldzaam, vooral in de stedelijke gebieden. De noordgrens van haarverspreidingsgebied loopt door Nederland en zij profiteert van deklimaatverandering. Zij lijkt op Kaal breukkruid, maakt echter geen “zieke”indruk en heeft behaarde bladeren, ook langs de randen.  
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - oktober

Hoogte - 0,05-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Elke plant heeft één wortelstelsel.

Stengels/takken - De liggende, dunne stengels zijn dicht behaard en worden tot 20 cm lang. De plant vormt een matje.

Bladeren - De niet gesteelde, grijsgroene, elliptische tot langwerpige, ongeveer 0,5 cm lange bladen zijn dichtbehaard (stijf behaard, ook langs de randen). De steunblaadjes zijn gewimperd. Bij verdroging verspreidt de plant een zwak zoetige geur.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De zeer kleine bloemen (1-1½ mm) vormen samen dichte kluwens in de bladoksels. De drie tot acht kelkbladen zijn sterk behaard. De kelkslippen zijn langwerpig en groen met een smalle witte rand. De vijf witte kroonbladen zijn priemvormig. De bloemen bevatten vijf meeldraden.

Vruchten - Een doosvrucht. De vrucht is weinig langer dan de kelk. Elke vrucht bevat maar één zaadje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselrijke, kalkarme, iets zure zandgrond of op stenige plaatsen.

Groeiplaats - Langs spoorwegen (spoorwegterreinen), akkers (akkers en akkerranden), moestuinen, bermen (zandige wegbermen), zandige of rotsachtige plaatsen langs de kust, tussen straatstenen en stenige, braakliggende grond.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: tredplant
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website