Trosmuisjesmos

Grimmia hartmanii


© Henk Greven

Ecologie & verspreiding
Ecologie
Grimmia hartmanii groeit op beschaduwde rotsblokken in bossen en langs beken. De soort is gemakkelijk te herkennen aan kluwens druiventrosvormige gemmen, groeiend aan vervormde bladtoppen tussen de bovenste bladen. Sporenkapsels zijn uiterst zeldzaam. Hoewel een laaglandsoort van zuur gesteente, werd bij de voorjaarsexcursie van de BLWG in 2005, G. hartmanii epifytisch aangetroffen op stammen van haagbeuken langs de Hundsbach in Gerolstein.

Verspreiding
De eerste vondst in Nederland dateert uit 1903, toen hij door J.H. Wakker werd verzameld langs de oever van de Dieze bij 's Hertogenbosch. Deze vondst bleef lang onontdekt, omdat de gemmen waren afgevallen en het materiaal bij een revisie van de Nederlandse bladmossen werd gedetermineerd als Grimmia trichophylla (Greven, 2008). Een tweede dateert van 1968, toen G. hartmanii door Masselink werd aangetroffen in Drente op een zwerfkei in een bosrand tussen Exloo en Buinen (Masselink & Van Zanten, 1977). In 2005 werd het mos gevonden op een kei in de Japanse tuin in Artis. Het mos is hier wellicht aangevoerd, maar heeft zich meerdere jaren goed kunnen handhaven. Grimmia hartmanii heeft een brede verspreiding in Europa, Afrika en Azië, maar komt ook voor in Noord-Amerika en Canada.

Summary
Grimmia hartmanii grows on shaded boulders in woodlands in Europe, Africa, Asia and North America. The first record for the Netherlands dates from 1903, when the species was found on a boulder along the River Dieze near 's Hertogenbosch. A seconds recording dates from 1968. In 2005 Grimmia hartmanii was found on a boulder that was probably introduced.
Familie: Grimmiaceae
Groep: Bladmossen
Status: Onbestendig (slechts incidentele kortstondige vindplaatsen; geen aanwijzingen dat soort hier langer dan 10 jaar aaneengesloten in Nederland voorkwam)
Zeldzaamheid: afwezig in Nederland
Biotoopvoorkeur: Pioniers op zure steen
Substraatvoorkeur: steen
© 2024  BLWG
Ga naar de volledige website