Stekeltjesmos

Pterigynandrum filiforme


© Jan Kersten

Ecologie & verspreiding
De ontdekking van deze boreaal-montane epifyt in 1981 op een wilg in de Abbert in Oostelijk-Flevoland markeert het begin van de opmars van een lange reeks onverwachte epifytische soorten in ons land. Pterigynandrum filiforme werd al snel ontdekt op meer plaatsen op Populier en Wilg in de Flevolandse bossen en in wilgengrienden in de Biesbosch. De eerste vondst in Noord-Brabant dateert van 1989 (Heeze) waarna -ook op Beuk- diverse nieuwe vindplaatsen volgden, de meeste van na 2000. In 2002 is het ook gevonden bij Noordwijkerhout. Duurzame populaties van waaruit kolonisatie zich voortzet, komen waarschijnlijk (nog) niet voor. In de Flevopolders en de Biesbosch is het na 2000 niet meer gevonden. Aanvoer van gemmen vanuit het buitenland zal ongetwijfeld nog nieuwe vindplaatsen opleveren. Een invasieve uitbreiding is niet te verwachten. Stekeltjesmos lijkt enigszins op Leskea maar vormt matjes van dunne, dicht opeengeplaatste takken. De eironde blaadjes met stomphoekige top hebben een korte nerf. De tweehuizige Pterigynandrum verspreidt zich waarschijnlijk vooral via Zygodon-achtige gemmen.
Groep: Bladmossen
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Biotoopvoorkeur: Rijk bos
Substraatvoorkeur: schors
Controle: microscopische determinatie
© 2024  BLWG
Ga naar de volledige website