Hol moerasvorkje

Riccardia incurvata


© Jan Kersten

Ecologie & verspreiding
Riccardia incurvata groeit net als R. chamedryfolia op open, vochtig zand, leem en veen, maar lijkt een voorkeur te hebben voor iets zuurdere bodems en iets vaker verstoorde plekken zoals afgravingen, randen van vennen en uitgegraven meertjes, opgespoten zand en greppelranden. Als pionier groeit de soort dan vaak samen met vele andere kleine, kortlevende soorten, opvallend vaak met Fossombronia incurva en Lophozia capitata. Er zijn echter uit het buitenland ook opgaven van vondsten op meer kalkhoudend substraat, samen met o.a. Lophozia perssonii. De soort is vrij zeldzaam in het Waddendistrikt, maar vrijwel overal elders zeldzaam, al lijkt het aantal vondsten na 1950 nogal toegenomen te zijn, wellicht als gevolg van de toegenomen menselijke verstoringsactiviteit, o.a. via natuurontwikkeling. Opvallend is het geringe aantal vondsten in Drenthe en Overijssel en op de Utrechtse en Veluwse zandgronden. Riccardia incurvata is tweehuizig en vormt maar zelden kapsels, maar de thalli dragen wel vaak broedkorrels.
Familie: Aneuraceae
Groep: Levermossen
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Biotoopvoorkeur: Kale vochtige bodem
Substraatvoorkeur: lemig of fijn zand
Controle: veldwaarneming
© 2024  BLWG
Ga naar de volledige website