Brede wespenorchis

Epipactis helleborine subsp. helleborine


© Frank van Gessele

Ecologie & verspreiding
Brede wespenorchis subsp. helleborine is de meest voorkomende ondersoort en staat op licht beschaduwd, goed doorluchtte en humeuze bodems. Het zeer variabele taxon is aan te treffen in alle mogelijke bostypen en in de kustduinen, in (brandnetel)ruigten en populierenaanplantingen en is verder te vinden op allerlei standplaatsen die sterk door de mens beïnvloed zijn. Het areaal van deze ondersoort omvat de gematigde streken van Aziè, Noordwest-Afrika en bijna geheel Europa waarbij ze in Noorwegen noordwaarts zelfs voorbij de poolcirkel reikt. In Nederland komt deze ondersoort vrij algemeen voor, maar zij is zeldzaam in de laagveen- en zeekleigebieden. Op de zandgronden in het zuiden van het land is zij wijd verbreid, terwijl zij op de zandgronden in de noordelijke en oostelijke provincies in grote delen nog ontbreekt ontbreekt. Verwisseling met Geelgroene wespenorchis in Zuid-Limburg en met Duinwespenorchis in de duinen vallen te vermijden door bij de determinatie meerdere kenmerken te betrekken. Belangrijkste verschil met de Duinwespenorchis zijn de omlaag gerichte schutbladeren in de bloeiwijze bij Brede wespenorchis.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - oktober

Hoogte - 0,20-0,80 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Uit de wortelstok ontspringen vaak meerdere stengels.

Stengels/takken - De stengels zijn bovenaan behaard en onderaan vaak paarsachtig. De bloeiwijzesteel is meestal niet opvallend langer dan de stengelleden. In het begin van het bloeiseizoen is de bloemstengel aan de top omgebogen.

Bladeren - Elke plant heeft vier tot tien bladen. Deze zijn eirond tot langwerpig en staan in spiralen. Ze omvatten de stengel, zijn spits en 6-15 cm lang en 2-8 cm breed. Aan de randen zitten hele kleine, naar voren gerichte tandjes.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen een lang gerekte tros. Van buiten zijn ze 0,9-1 cm en meestal groen of groengeel. Het komvormige voetstuk is van binnen donkerpaars. De top is eirond tot hartvormig, groenwit, roze of paarsig met een omlaag gekrulde punt. De top van de lip heeft twee gladde knobbels.

Vruchten - Een doosvrucht. Het vruchtbeginsel is kaal of min of meer behaard. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, goed doorluchte, humeuze grond (zand, leem, zavel en klei).

Groeiplaats - Bossen (loofbossen, naaldbossen, grienden, parkbossen, droge, voedselrijke bossen, bosrijke villawijken en langs bospaden en lanen), bosranden, struwelen, beschaduwde bermen, dijken, tuinen, recreatieterreinen, zeeduinen (langs duinpaden en in duinvalleien), langs spoorwegen, plantsoenen en geluidswallen. Brede wespenorchis groeit vaak op plekken die ingrijpend door de mens beïnvloed zijn, zoals b.v. langs boswegen door een menging van de bosgrond met zand, schelpgruis, steenslag of gruis en is ook regelmatig in bebouwde kommen aan te treffen.
Familie: Orchidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: droge, voedselrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website