Walrus

Odobenus rosmarus


© Rommert Cazemier

Ecologie & verspreiding
De walrus is na de zeeolifanten Mirounga spec. het grootste vinvoetige zoogdier. Mannetjes worden tot 300 cm lang en 900 kg zwaar, vrouwtjes tot respectievelijk 270 cm en 600 kg. De kaneelbruine huid is bedekt met ruwe haren, de snor bestaat uit stijve korte haren. Kenmerkend zijn de slagtanden, die het hele leven blijven groeien, maar door slijtage na hun twintigste levensjaar korter worden. Bij mannetjes worden de slagtanden wel 100 cm lang, bij vrouwtjes 60 cm. Er zijn twee ondersoorten: de Atlantische walrus Odobenus rosmarus rosmarus en de Pacifische walrus O. r. divergens. Walrussen rusten in de winter op het pakijs en in de zomer op stranden en rotskusten. Kolonies kunnen in beide seizoenen erg groot worden en de dieren liggen dan zeer dicht op elkaar. Buiten de paartijd, die in februari-maart valt, leven de geslachten van verschillende levensklassen gescheiden. Het dieet bestaat voor circa 95% uit schelpdieren en verder uit andere bodembewonende ongewervelden, waaronder wormen, slakken en garnalen, en bodemvissen. Ook maakt de walrus jacht op ringelrobben.
Familie: Odobenidae
Groep: Roofdieren
© 2024  Zoogdiervereniging
Ga naar de volledige website