< Meer determinatiehulpen

laatst gewijzigd op 18-05-2022

kiemplanten Hennepnetel spec., Klein springzaad en Reuzenbalsemien

Hanneke Waller


Inleiding

Kiemplanten van de Reuzenbalsemien, Klein springzaad en Hennepnetels lijken sterk op elkaar en worden om die reden regelmatig met elkaar verward. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de onderscheidende kenmerken, ondersteund met fotomateriaal. De verschillende soorten Hennepnetels (Galeopsis) zijn alleen tot een soort te benoemen wanneer de bloemen zichtbaar zijn, om die reden wordt hieronder alleen de naam van het genus genoemd. 

Vergelijking

 

Reuzenbalsemien

Impatiens glandulifera

Klein springzaad

Impatiens parviflora

Hennepnetel 

Galeopsis spec.

Kiemblaadjes

Breed

Langer dan breed

Langer dan breed

Nerf

Kiemblaadjes met duidelijke nerf

Kiemblaadjes met duidelijke nerf

Kiemblaadjes geen duidelijke nerf

Beharing stengel

Kaal

Kaal

Met lange haren

Overige kenmerken

Rood aangelopen

Bladtop spitser dan bij Galeopsis spec.

Inhammen aan de voet van de kiemblaadjes

 

                       Reuzenbalsemien                                                   Klein springzaad                                           Hennepnetel (spec.)

Fig 1, 2 en 3. Links Reuzenbalsemien met rood aangelopen, brede kiemblaadjes. In het midden kiemplanten van Klein springzaad en rechts van een Hennepnetel.

 

                                   Klein springzaad                                                                          Hennepnetel spec.

   

Fig 4 & 5. Links een kiemplant van Klein springzaad met een kale stengel. Rechts een kiemplant van een Hennepnetel met een behaarde stengel.

Literatuur

Boon, B. (1902) Eenige botanische bijzonderheden. De Levende Natuur 7: 74-77. 
 
Bouwman-Buis, C.M. (1937) Klein springzaad. De Levende Natuur 42: 224-224. 
 
de Groot, C.;Oldenburger, J. (2011) De bestrijding van invasieve uitheemse plantensoorten. Probos 
 
de Hartog, L. (1921) Klein springzaad. De Levende Natuur 25: 267-267. 
 
Dijkstra, S.J. (1937) Klein springzaad. De Levende Natuur 42: 95-96. 
 
Dijkstra, S.J. (1937) Klein springzaad. De Levende Natuur 42: 160-160. 
 
Dijkstra, S.J. (1937) Klein springzaad. De Levende Natuur 42: 255-255. 
 
Floristenclub Gelderse Vallei (1971) Neofieten van Midden-Nederland. Gorteria 5: 136-146. 
 
Gehlken, B. (2011) Die Ausbreitung von Impatiens glandulifera in Forsten am Rand des Sollings (Südniedersachsen). Floristische Rundbriefe 45-46: 50-59.
 
Jansen, H. (2018) Reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera) een problematisch springzaad? Twirre 28: 26-29. 
 
MacGillavry, D. (1937) Klein springzaad. De Levende Natuur 42: 28-28. 
 
MacGillavry, D. (1937) Klein springzaad. De Levende Natuur 42: 255-255. 
 
Matthews, J. (2015) Risks and management of non-native Impatiens species in the Netherlands. Institute for Water and Wetland Research, Radboud University 
 
Matthews, J.;Beringen, R.;Boer, E.;Duistermaat, H.;Odé, B.;van Valkenburg, J.L.C.H.;van der Velde, G.;Leuven, R.S.E.W. (2015) Risks and management of non-native Impatiens species in the Netherlands. Radboud Universiteit, Nijmegen 
 
Roegholt, R. (1937) Klein springzaad. De Levende Natuur 41: 381-381. 
 
Roegholt, R. (1937) Klein springzaad. De Levende Natuur 42: 159-160. 
 
Vuyck, L. (1901) Impatiens parviflora - Kleinbloemig Springkruid; Balsamine Flora Batava 21: 1621-1621. 
 
Wieffering, J.H.;Smeenk, C. (1971) Enige opmerkingen over de beharing van het geslacht Galeopsis L. Gorteria 5: 248-255.