a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Conopeum reticulum (Linnaeus, 1767)

Zeevitrage
algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | taxonomie | trend

Typering: Mariene mosdiertje
Herkenning
Zeekantwerk, ook wel Zeevitrage genoemd vormt kolonies met een gaasvormige korst. De zoïden zijn vlak en zijn dicht aaneenliggend. Ze zijn rechthoekig of veelhoekig. De laterale wanden zijn sterk verkalkt. Het frontale oppervlak is grotendeels membraneus. De opesia is elliptisch tot ovaal. In de terminale wand zit een grote septula (poreuze zone waar zoïden met elkaar in verbinding staan), gesteund door verdikte verticale verkalking. Deze verticale stutten komen niet voor bij andere soorten. Rond de opesia kunnen een variërend aantal kleine stekels zitten, typisch dun en puntig en soms overhellend over het frontale membraan. Sommige kolonies ontwikkelen aan het eind van vrijwel elke zoïde een paar driehoekige kenozoïden. Soms zijn de beide kenozoïden vergroeid tot een balkje langs het distale einde van de zoïde. Bij andere kolonies komen de kenozoïden zelden of helemaal niet voor. Avicularia komen bij deze soort niet voor, hoewel beginnende waarnemers de kenozoïden als avicularia kunnen aanzien. Ook broedkamers komen bij deze soort niet voor. De ancestrula zijn enkel.
Te verwarren met:
Zeekantwerk is te verwarren met Membranipora en andere Conopeum- en Electra-soorten. Vaak wordt Zeekantwerk verward met het Ledermosdiertje Membranipora membranacea, die vroeger ook wel Fijne vliescelpoliep en later ook Fijn kantmosdiertje werd genoemd. Deze laatste soort komt echter alleen voor op grote bruinwieren groeit, de kenozoïden van Zeevitrage worden dan verward met de knobbelachtige stekels bij M. membranacea. Kolonies zonder kenozoïden zijn moeilijk van Brakwaterkantwerk Conopeum seurati en Electra monostachys en van Palingbrood Einhornia crustulenta te onderscheiden. Op de binnenzijde van kokkels komt vaak een stervormig groeipatroon voor zoals dat ook het geval is bij Electra monostachys. De septula in de terminale wand, omgeven door verdikte verkalking is bij afwezigheid van kenozoïden in de kolonie het enige sluitende kenmerk.
Auteurs: Hans De Blauwe
 
foto52355
foto52356