a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Flustra foliacea (Linnaeus, 1758)

Breedbladig mosdiertje
algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | taxonomie | trend

Typering: Mariene mosdiertje
Herkenning
Het Breedbladig mosdiertje vormt het eerste jaar een éénlagige korst op het substraat. Het tweede jaar begint de groei van tweelagige opgerichte bladen. Groei van maart tot september. De winterrust veroorzaakt groeilijnen op de bladeren. Twaalf jaar oude kolonies werden gemeld. De kolonie vormt een flexibel wierachtig bosje tot 20 cm hoog, typisch bladachtige en eindigend in afgeronde lobben. De kolonies zijn licht grijsbruin, indien vers ruiken ze naar citroen. De zoïden van de tweelagige bladen zijn tongvormig. 4 tot 5 korte dikke distale stekels, versmald aan de basis en knotsvormig. De avicularia zijn half zo groot als een zoïde; het proximale deel is driehoekig, met een frontaal membraan. Het distaal deel is halfcirkelvormig en opgericht met een kapachtig rostrum en een sterk gechitinisteerde mandibel. De broedkamers in dode kolonies zijn verzonken in de distale zoïde. In levende kolonies zijn de broedkamers als een onopvallende, halvemaanvormige kap distaal gelegen ten opzichten van de ouderzoïde. De opening van de broedkamer is gescheiden van de zoïdenopening en ligt distaal van het operculum.
Te verwarren met:
De zoïden van de éénlagige korst van het Breedbladigmosdiertje lijken vrij sterk op die van Zeevitrage Conopeum reticulum, zonder kenozoïden en met twee flinke distale stekels die langer zijn dan bij Membranopora membranacea. Tweelagige bladen lijken op Securiflustra securifrons en Chartella papyracea.
Auteurs: Hans De Blauwe
 
foto52379