a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Schizomavella linearis (Hassall, 1841)

Empingmosdiertje
algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | taxonomie | trend

Typering: Mariene mosdiertje
Herkenning
Het Empingmosdiertje vormt grote korsten, soms met gedeeltelijk opgerichte lobben. De kolonies zijn lichtroze tot rood. Aangespoelde kolonies zijn wit. De zoïden liggen in uitstralende rijen en zijn 0,4 tot 0,7 mm lang. Ze zijn hoekig, vaak vierhoekig en convex. De opening heeft een U-vormige sinus en is half zo breed als de opening. De scharnierpunten markeren duidelijk de sinus. Jonge zoïden dragen twee orale stekels. Het frontale oppervlak is geperforeerd. Deze soort vertoont een grote variatie aan avicularia. Meestal liggen 1 of 2 avicularia proximolateraal van de opening en zijn schuin naar het midden van de zoïde gericht. Een derde avicularium kan ergens anders op het frontale oppervlak voorkomen. Een andere mogelijkheid is dat er één avicularium voorkomt op de zijkant van een suborale bult, bijna loodrecht op het zoïdenoppervlak. In dit geval is verwarring met Schizomavella hastata mogelijk en is de vorm van de sinus bepalend voor de determinatie. Bij sommige zoïden, maar niet in alle kolonies, komt tussen twee opeenvolgende zoïden een groot spleetvormig avicularium voor dat dwars in tweeën gedeeld is. Het voorkomen van dergelijk avicularium is een grote hulp bij de determinatie. De broedkamers rusten op de volgende zoïde. Ze zijn breder dan lang, frontaal afgeplat met onregelmatige poriën. De embryo’s zijn oranjerood.
Te verwarren met:
Het Empingmosdiertje Schizomavella linearis is te verwarren met Schizomavella hastata. Dit geldt vooral voor autochtoon materiaal uit Zeeland. Voor dit materiaal geldt dat het gaat om Schizomavella linearis. Deze conclusie is gebaseerd op de vorm van de sinus en het sporadische voorkomen van de spleetvormige avicularia.
Auteurs: Hans De Blauwe
 
foto52391