a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
algemeen | ecologie & verspreiding | taxonomie | feedback (0)

Familie:Scombridae
Typering: Mariene vissoort
Auteur: RHB en IvL
Herkenning
Gestroomlijnde, langwerpige vis, in doorsnede vrijwel rond. circa 40-50 cm (maximaal 66 cm). Bovenzijde glanzend groenblauw, rug en bovendeel flanken bovendien met donkere zigzagvormige vlekken of strepen. Onder de zijlijn en op de buik geen strepen, maar rozebruin of meer zilverwit met een goudkleurige zweem. Kop vrij groot met een spitse snuit en verdikte lippen. De twee rugvinnen zijn relatief klein en staan ver uit elkaar. Opvallend is dat na de tweede rugvin tot aan de staart 5 driehoekige bijvinnetjes staan. Anaalvin klein, ver naar achteren gelegen. Daarachter eveneens 5-6 kleine bijvinnetjes. De staartvin is gevorkt, halvemaanvormig, met een klein kieltje aan de basis van iedere vinlob. Borstvin klein, buikvin eveneens, Kan tot 17 jaar worden. Makrelen hebben geen zwemblaas en moeten om zuurstofrijk water langs de kieuwen te laten stromen alsmaar blijven zwemmen. De soort wordt veel voor consumptie gevangen. De meeste exemplaren worden direct na de vangst gestoomd en gerookt, waarna de huid een goudgele bronskleur krijgt.
Te verwarren met:
Wereldwijd komen ongeveer vijftig soorten makreelachtigen voor. In onze streken zijn dat alleen de gewone (Atlantische) Makreel en - zelden als dwaalgast - de Spaanse makreel Somber japonicus. De laatste heeft nauwelijks donkere dwarsstrepen en de afstand tussen de beide rugvinnen is kleiner. Ook heeft de eerste rugvin minder stekels (9-10). De Spaanse makreel heeft bovendien wél een zwemblaas.
Auteurs: RHB en IvL