a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Acrochaetium catenulatum M.A.Howe, 1914

Kettingepiphytwier
algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | taxonomie

Typering: Roodwier (marien)
Herkenning
Meestal tot 0.1 mm hoog. Thallus (plantvorm) bestaat uit een ééncellige basis (een half bolvormige cel, 5-6 µm in diameter) waaruit meestal niet meer dan één opgaande hoofdas opspringt. De hoofdas bestaat uit één rij van tonvormige cellen die even lang als breed zijn of iets korter. De hoofdas draagt voornamelijk een eenzijdige rij van korte zijtakjes, maar soms is één lange zijtak aanwezig die ontspringt vanuit een basaal gelegen cel. De monosporangia (voortplantingsstructuren) staan in korte rijtjes (2-3 achter elkaar) en zitten vaak als zijtakjes aan de hoofdas.
Te verwarren met:
Deze soort is te verwarren met andere zeer kleine, monosifone (in doorsnede uit één rij cellen bestaande) roodwieren, vooral met andere Acrochaetium-soorten en Colaconema-soorten. Acrochaetium en Colaconema zijn te onderscheiden aan de hand van de chloroplast: beide geslachten hebben één chloroplast per cel, maar bij Acrochaetium is de chloroplast stervormig (met een centrale pyrenoid), terwijl de chloroplast van Colaconema een tegen de wand gelegen plaat is (inclusief een tegen de wand gelegen pyrenoid). Andere kleine roodwieren (zoals Rhodothamniella-soorten en Rhodochorton-soorten) hebben meerdere chloroplasten per cel. Deze soort is alleen van Acrochaetium moniliforme en Acrochaetium parvulum te onderscheiden met behulp van de sporangia. Hoewel A. catenulatum en A. densum eigenlijk twee verschillende levensfases van dezelfde soort zijn (en dus dezelfde soortnaam zouden moeten dragen), worden de twee fases in de praktijk vaak nog onder aparte namen gehandhaafd.
Controle: Microscopische foto
Auteurs: Luna van der Loos