a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Fucus spiralis Linnaeus, 1753

Kleine zee-eik
algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | literatuur (2) | flora's (2) | taxonomie

Typering: Bruinwier (marien)
Herkenning
Tot 30 cm lang, met ca 1-2 cm brede vertakkingen. Olijfgroen tot lichtbruin van kleur. Stevige, maar flexibele structuur. Thallus (plantvorm) met regelmatige, dichotome vertakkingen die vrijwel meteen vanuit de discusvormige hechtschijf ontspringen. Duidelijke middenrib, vaak met een karakteristieke twist. Heeft geen echte, holle drijfblazen, maar de thallus kan wel aan beide zijden van de middenrib over grote lengte (worstvormig) gezwollen zijn. Dit wordt veroorzaakt door opbouw van gassen in tissue (weefsel). De receptacula (voortplantingsorganen) groeien aan het eind van een vertakking, zijn gezwollen, onvertakt of eenmaal gevorkt en hebben een smal randje. De soort is eenhuizig (beide geslachten kunnen op hetzelfde individu voorkomen).
Te verwarren met:
Te verwarren met andere soorten uit het geslacht Fucus. Kleine zee-eik heeft echter geen echte, holle drijfblazen, zoals Blaaswier dat heeft. Wel kan de thallus aan beide zijden van de middenrib over grote lengte gezwollen zijn vanwege gasophoping. Gezaagde zee-eik heeft niet of nauwelijks gezwollen voortplantingsorganen en een gezaagde rand (ook om de voortplantingsorganen). Deze soort kan rondom de voortplantingsorganen een smal richeltje hebben, maar F. guiryi heeft een duidelijk steriele rand.
Controle: Foto
Auteurs: Luna van der Loos
 
foto39409
foto39411
foto39410
foto39412
foto39413