a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Sphaerium nucleus (S. Studer, 1820)

Kersenpit-hoornschaal
algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | taxonomie | trend en fenologie

Typering: Tweekleppige (Zoetwater)
Herkenning
Schelp ca. 9 x 7 mm. Bleekgrijs tot bruingeel met een matglanzende opperhuid. Dun. Ovaalrond. Lijkt op de Gewone hoornschaal Sphaerium corneum maar is beduidend ronder en boller; de schelpjes kunnen in doorsnede bijna even dik (diep) zijn als ze hoog zijn. De top ligt voor het midden en is breed, maar steekt weinig boven de schelp uit. Geen umbonaal kapje zoals soms bij Musculium-soorten. De sculptuur aan de buitenkant bestaat uit fijne, dicht opeenstaande concentrische groeilijntjes. De schelp is doorboord door fijne, maar duidelijke, regelmatig verdeelde poriën. Deze staan dichter op elkaar dan bij S. corneum, maar minder dicht opeen dan bij S. nucleus. De sculptuur op de buitenzijde bestaat uit fijne groefjes. Aan de binnenzijde liggen de achterste spierindruksels van de adductor en de sipho-retractor steeds los van elkaar. Slotlijst smal, niet in het midden versmald, zoals bij de Gewone hoornschaal Sphaerium corneum. In de linkerklep 2 cardinale en 2 laterale tanden, in de rechterklep 1 cardinale en 4 laterale tanden. Net als bij S. ovale zijn de grootste cardinale tanden (c2 en c3) bij S. nucleus hoekig gebogen, in tegenstelling tot bij S. corneum.
Te verwarren met:
Andere hoornschalen, met name Sphaerium corneum en S. ovale, waarvan met name de eerste duidelijk minder bol is en een minder bredere top heeft en de tweede relatief gezien duidelijkere en dichter opeenstaande poriën in de schelp heeft. De Kersenpit-hoornschaal werd lang gezien als moerasvorm van de Gewone hoornschaal Sphaerium corneum.