a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Pacificincola perforata (Okada & Mawatari, 1937)

algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | taxonomie | trend

Typering: Mariene mosdiertje
Herkenning
Kolonies van het Pacifisch mosdiertje vormen een grijswitte, geelwitte tot gele korst. De zoïden zijn langwerpig ovaal tot hoekig en ongeveer 0,4 mm lang. Het frontale oppervlak is wat convex, gekorreld en gelijkmatig geperforeerd. De opening is min of meer rond met ondiepe brede sinus tussen twee driehoekige scharnierpunten. De proximale rand van de opening (sinus) is vrij recht. De operculum is bruinachtig. De peristoom is opvallend met een proximale opgerichte bult en een kleine opening van een kenozoïde (niet een avicularium want er is geen rostrum of mandibel) tussen de bult en de opening. De broedkamer is langer dan breed, gekorreld en soms met verscheidene radiale ribben, frontaal niet geperforeerd maar met een distolaterale rij marginale poriën. De roze embryo’s werden vastgesteld in de nazomer. De ancestrula zijn langwerpig ovaal, zoals de gewone zoïden, maar omringd door een proximolaterale gladde boord. Er zijn twee distale en twee laterale periancestrulae. Over de ancestrula loopt geen richel.
Te verwarren met:
Pacifisch mosdiertje is te verwarren met Primavelans glabricollaris. Bij deze laatste soort wordt de ancestrula bedekt door de dochterzoïden en heeft een longitudinale richel en de broedkamer heeft nabij de opening een gladde boord en aan weerszijden twee verkalkte ‘oortjes’.
Auteurs: Hans De Blauwe
 
foto53131
foto53132
foto53133