a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | taxonomie | trend

Typering: Mariene mosdiertje
Herkenning
Kolonies van Amathia gracilis bestaan uit vastgehechte uitlopers waarop zoïden staan. Bij weelderige groei kunnen de uitlopers wel vrij liggen van het substraat. De uitlopers zijn heel slank, half zo breed als de zoïden, eerst doorschijnend, later ondoorschijnend bruin, gekronkeld, gewoonlijk van veranderlijke dikte, onregelmatig en vaak vertakkend. De zoïden ontspringen opzij van de uitloper, enkel of in groepjes, vaak dicht opeen. De zoïden zijn doorschijnend, grijsachtig tot donkerbruin en vaak bedekt met slib. De zoïden zijn distaal afgeknot, proximaal afgerond, vaak met een kort uitlopertje (cauda) aan het proximale uiteinde. De zoïden zijn 0,6 tot 1,2 mm. De polypiden hebben 8 tentakels. De embryo’s zijn roze. De zoïden hebben diverse grootten en vormen samen vaak dichte matten. De grootste zijn de actieve voedende zoïden. De kleinere broeden vaak embryo’s of hebben een degenererende polypide. Vaak zijn er twee of drie ‘bruine lichamen’ aanwezig in de zoïden.
Te verwarren met:
Amathia gracilis is te verwarren met A. imbricata, maar deze soorten kunnen onderscheiden worden met behulp van het aantal tentakels, de embryokleur en de breedte van de uitlopers. Verwarring is ook mogelijk met A. gracillima, een soort waarvan de uitlopers duidelijk breder zijn dan de zoïden en de embryo’s geel. Deze laatste soort komt voor in Bretagne.
Auteurs: Hans De Blauwe
 
foto52140
foto52141