EcologieBodemZonnige, min of meer open plaatsen op vochtige tot droge, matig voedselrijke, omgewerkte, vaak kalkhoudende en stenige grond (zand, leem, zavel, klei, mergel en stenige plaatsen).
GroeiplaatsOmgewerkte grond, ruderale plaatsen, ruigten, zeeduinen, afgravingen (steengroeven), puin, kapvlakten, industrieterreinen, haventerreinen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), bermen, dijken, braakliggende grond en tussen straatstenen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen. Het meest in stedelijke omgeving. Vrij zeldzaam in Gelderland, Overijssel, Drenthe, Fryslân en Groningen en zeldzaam op de Waddeneilanden.
VlaanderenVrij algemeen.
WalloniëVrij algemeen, maar vrij zeldzaam in de Ardennen.
WereldOorspronkelijk uit Europa en West-Azië. Nu in veel gebieden met een gematigd klimaat op het noordelijk halfrond en op enkele plaatsen op het zuidelijk halfrond.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurKops, J. (1822) Melilotus officinalis - Geneeskrachtige Melilotus
Flora Batava 4: 319-319
Sloff, J.G & J.L. van Soest (1938) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 48: 199-249
Zijlstra, G. (1972) Eeen tabel ter determinatie van klaversoorten op vegetatieve kenmerken.
Gorteria 6: 27-34
Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 3:
104Flora Batava 04:
plaatHeukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
367Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
347Nederlandse Oecologische Flora 2:
134Wilde Planten 2:
253Wilde-Planten.nl:
paginadeze soort in de Zadenatlas van Nederland Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De liggende tot rechtopstaande stengels zijn kaal en bossig vertakt.
Bladeren De blaadjes zijn drietallig. De deelblaadjes van de onderste bladeren zijn eivormig en scherp getand, die van de hogere bladeren zijn smaller. De steunblaadjes hebben meestal geen tanden.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in slanke losbloemige trossen van 4-10 cm. De 4-7 mm lange bloemen zijn lichtgeel, maar aan het eind van de bloei witachtig. De zwaarden zijn langer dan de kiel. Het vruchtbeginsel is kaal en aan de voet versmald tot een steeltje van één mm.
Vruchten Een doosvrucht. De kale, ruwe peulen zijn eivormig, 3-5 mm. Later worden ze bruin. Ze hebben vijf tot acht dwarsrichels, een duidelijke snavel en bevatten meestal één zaadje. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
De bloeiperiode is dit jaar 9 dagen later dan het langjarig gemiddelde.