Tekst uit het Overzicht van de Paddestoelen in Nederland (1995)
Cystoderma amianthinum (Scop.) Fay. sensu str.
Okergele korrelhoed
Synoniemen
Lepiota amianthina (Scop.) P. Karst.
Illustraties
M. Bon, Mushr. Toadst.: 173. 1987; Dähncke, 1200 Pilze: 534 (incl. f. album, f. rugosoreticulatum boven en links onder); R. Phillips, Paddest. Schimm.: 31. 1981; Wasser, Fung. rar. Ic. col.: pl. 78a. 1980 (als C. rugosoreticulatum).
Beschrijving
Michael, Hennig & Kreisel, Handb. Pilzfr., 4. Aufl., 2: 184. 1979; Wasser, loc. cit.: 14-16, fig. 3. 1980; Wasser, Cystodermateae Leucocoprineae: 15-17, pl. 1-2, 9a. 1993.
Verspreiding
Onvoldoende bekend wegens verwarring met C. jasonis. Volgens bestand NMV vrij alg. (waarschijnlijk alg.), in hoofdzaak in P, R, W en Y, elders zeld.; ontbreekt in N en E.
Oecologie
Saprotroof op humeuze grond, soms op ruw strooisel, vaak tussen mossen, vooral in loofbossen, schrale graslanden, open duinen en wegbermen, minder vaak in naaldbossen en heidevelden, op matig voedselrijke, vochtige tot droge zandige bodem.
Variëteiten
Behalve de typische vorm met okergele hoed (forma amianthinum, 035.01.2.) is er een zeldzame, geheel witte vorm (forma album Maire, 035.01.1.). Een veel voorkomende, onbetekenende variant met radiaal gerimpelde hoed wordt soms onderscheiden als forma rugosoreticulatum (Lorinser) A.H. Smith & Sing. (035.01.3.) (= C. rugosoreticulatum (Lorinser) Wasser.
Opmerkingen
Oude en een deel van de recente opgaven betreffen de verwante, even algemene C. jasonis (zie aldaar). Forma album zou verward kunnen worden met de recent uit Finland beschreven, eveneens witte Cystoderma niveum Harm., maar dat taxon zou verschillen door de kleinere vruchtlichamen met rose lamellen (Harmaja, Karstenia 24: 41-42. 1985).
|