EcologieBodemZonnige of soms licht beschaduwde plaatsen op natte, voedselrijke tot zeer voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond en in ondiep, voedselrijk tot zeer voedselrijk, stilstaand of stromend water (allerlei grondsoorten).
GroeiplaatsWaterkanten en water (sloten, beken, rivieren, poelen, kanalen, greppels, bij drinkplaatsen, klein ondiep en eventueel tijdelijk droogvallend water en pas gegraven vijvers), moerassen (ondiepe verlandingsvegetaties), bossen (langs en op bospaden en gootjes langs onverharde boswegen), heide (heidevennen met een verhoogde stikstofrijkdom), grasland (weiland), in wagensporen en op kwelplekken.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeer algemeen.
VlaanderenZeer algemeen.
WalloniëAlgemeen, maar iets minder in de Henegouwse leemstreek, Haspengouw en de Condroz.
WereldIn West-Azië, Noordwest-Afrika en het grootste deel van Europa. Noordelijk tot ongeveer de poolcirkel. Ingeburgerd in Noord- en Zuid-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurJansen, P. (1951) Gramineae.
Flora Neerlandica : 7-274
Kops, J. & H.C. van Hall (1844) Glyceria fluitans - Groot Vlotgras
Flora Batava 8: 601-601
Rich, T.C.G. & A.C. Jermy (1998)
Plant Crib - Glyceria. Botanical Society of the British Isles
Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 3:
79Flora Batava 08:
plaatHeukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
218Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
241Nederlandse Oecologische Flora 5:
113Wilde-Planten.nl:
paginadeze soort in de Zadenatlas van Nederland Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels In het water heeft Mannagras vaak vlottende stengels met voor een deel drijvende bladeren.
Bladeren De grijsgroene tot grasgroene bladeren zijn 0,5 tot 1 cm breed. Ze zijn enigszins ruw en in een spitse top versmald. De bladscheden zijn meestal glad. Het tongetje wordt tot 1 cm lang en is ingesneden.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim is ijl en onderbroken en bevat meestal niet veel bloemig. Verder is de pluim weinig vertakt, vaak gekromd, naar 1 kant gekeerd en later samengetrokken. Op de onderste knoop zitten 1, 2 of heel soms 3 zijtakken. De pluimtakken hebben 1 tot 4 aartjes. De aartjes zijn 1 tot 2½ cm lang en vrij losbloemig. De helmknoppen zijn 1½ tot 3 mm lang en paars of soms geel van kleur. Het onderste kroonkafje is 6 tot 7 mm lang, aan de top versmald en heeft een gave rand.
Vruchten Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.