|
Cephalanthera longifolia (L.) Fritsch
Wit bosvogeltje
|
Ecologie & verspreiding Wit bosvogeltje staat licht beschaduwde, vochtige, voedselarme, kalkrijke stikstofarme tot matig stikstofrijke, bodems, zowel mergel, duin- en lemig zand, zavel en lichte klei. Ze groeit in kalkrijke loofbossen, naaldbossen, helling- en bronbossen, in bosranden en struwelen, op kalkhellingen en duinvalleien. Het gesloten areaal op vasteland van Europa sluit in het noordwesten nog net aan bij België en Nederland. Het voorkomen van dit bosvogeltje is praktisch beperkt tot Zuid-Limburg. Ze is altijd al zeldzaam geweest in deze regio en door het stoppen van het traditionele hakhoutbeheer nog veel zeldzamer geworden. In 1954 dacht men dat de soort was uitgestorven. Mede door hernieuwd selectief kappen is de soort weer opgedoken op oude vindplaatsen. Sinds de jaren 80 ook veelal onbestendig elders in het land aangetroffen maar dan in heel afwijkende milieu’s. Zowel Bleek als Wit bosvogeltje worden vooral door solitaire bijen bestoven. Voor onderscheid tussen beide soorten wordt verwezen naar de tekst bij Bleek bosvogeltje.
CC-BY-SA 3.0 René van Moorsel, 2014
| EcologieBodemLicht beschaduwde, warme plaatsen op vochtige, voedselarme, kalkrijke grond (mergel, duinzand, lemig zand, lichte klei en zavel). GroeiplaatsBossen (kalkrijke loofbossen, naaldbossen, hellingbossen en bronbossen), bosranden, struwelen, kalkhellingen, grasland (kalkgrasland nabij struweel) en zeeduinen (duinvalleien).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeer zeldzaam in het westen van Noord-Brabant, in de duinen bij Petten en in Zuid-Limburg. Vroeger ook bij Havelte. VlaanderenZeer zeldzaam. Vroeger ook in de Voerstreek. WalloniëZeldzaam tot zeer zeldzaam in het Maasgebied en in Lotharingen (de zuidelijke Ardennen). WereldGematigde streken in Midden- en West-Azië, Noord-Afrika en Zuid-, Midden- en West-Europa. Noordelijk tot in Schotland, West-Noorwegen en het Oostzeegebied.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurBlom, L.H. (1985) Een vondst van Cephalanthera longifolia (L.) Fritsch in de duinen van Noord-Holland (Korte meded.). Gorteria 12: 300-300 Bolman, J. (1974) Heimanstuin te 's Gravenhage. Natura 71: 170-171 Claessens, J., J. Kleynen & J. Hermans (2020) Bosvogeltjes in Zuid-Limburg: een inventarisatie. Natuurhistorisch Maandblad 109: 65-72 Hilgers, J. (1970) De achteruitgang van de Orchidaceae in Limburg 4. Natuurhistorisch Maandblad 59: 82-84 Vrieling, H. (2009) Wit bosvogeltje ( Cephalanthera longifolia). Nieuwsbrief Werkgroep Florakartering Drenthe 45: 6-7 Vuyck, L. (1906) Cephalanthera ensifolia - Zwaard Boschlelie Flora Batava 22: 1742-1742 Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 1: 81Flora Batava 22: plaat 1742Heukels' Flora van Nederland, 23e ed.: 107Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.: 152Nederlandse Oecologische Flora 5: 350Orchideeën (Kreutz, 1987): 44Wilde-Planten.nl: pagina TaxonomieRijk: | Plantae | Stam: | Tracheophyta | Klasse: | Spermatopsida | Orde: | Asparagales | Familie: | Orchidaceae | Cephalanthera longifolia (L.) Fritsch (1888) | Nederlands: | Wit bosvogeltje | Engels: | Narrow-leaved Helleborine | Duits: | Langblättriges Waldvöglein | Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra | Cephalanthera komt van het Griekse cephale (hoofd) en anthera (helmknop), de vrij staande meeldraad is gesteeld en kopvormig. Longifolia betekent "met lange bladen".
| Bron: Heukels' Flora 23 (in kleine letters) | Bron Nederlandse naam: Standaardlijst 2003 | | Zoeken in GBIF | Zoeken in Google Scholar |
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De kale stengels zijn bovenaan zwak geribd en hebben 2 tot 4 witachtige scheden met vaak een groenige top aan de voet. Bladeren De langwerpige bladeren zijn toegespitst, gevouwen en worden tot 10 cm lang. Ze staan in 2 rijen. De bovenste bladeren zijn lijnvormig en donkergroen. De onderste schutbladen zijn meestal bladachtig. De hogere zijn veel korter dan het vruchtbeginsel. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze bevat 10 tot 20 bloemen. De afstaande bloemen zijn wit en klokvormig. De buitenste bloemdekbladen zijn spits en 1 tot 1,6 cm lang. De binnenste bloembladen zijn vrij stomp. De lip is ongeveer half zo lang als de buitenste bloemdekbladen. De top van de lip is stomp en meer breed dan lang. De bloemen zijn minstens 10 keer zo lang als breed. Vruchten Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Atlasblokken met waarnemingen
Het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin de soort is gemeld binnen een periode van vijf jaar (vanaf 1980) of twintig jaar.
Niet gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en het aantal doorgegeven waarnemingen kan sterk variëren per periode,
dus een trend in verspreiding kan hier niet direct uit worden afgelezen. Het opgegeven jaartal is het eerste jaar van de
periode. Bron: gevalideerde waarnemingen uit de NDFF. © FLORON & NDFF
download hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
|