EcologieBodemZonnige, warme, open plaatsen op droge, vrij voedselarme, kalkhoudende zandgrond en op steenachtige plaatsen.
GroeiplaatsGrasland (kalkgrasland), afgravingen (steengroeven), zeeduinen, ruderale plaatsen, haventerreinen, industrieterreinen, bermen (open plekken), rivierduinen, braakliggende grond en langs spoorwegen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeer zeldzaam in de Hollandse en Zeeuwse duinen, in het rivierengebied en in Zuid-Limburg.
VlaanderenVroeger zeldzaam in het kustgebied. Voor het laatst gevonden in 1974.
WalloniëZeldzaam in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen (Lotharingen).
WereldZuidwest-Azië (Kaukasus), Noordwest-Afrika en Oost-, Zuid- en Midden-Europa. Noordelijk tot in Nederland. Ingeburgerd in Noord- en Noordwest-Europa, Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurBoedeltje, G. (1992) Kruipend moerasscherm, Bleek schildzaad en Melige toorts terug in Oost-Nederland.
Natura 89: 216-221
Kobus, J.D. (1866)
Flora van Wageningen en aangrenzende gemeenten. A. Ophorst, Wageningen
Kops, J. & H.C. van Hall (1828) Alyssum calycinum - Kelkdragend Schildzaad
Flora Batava 5: 384-384
Sloff, J.G & J.L. van Soest (1938) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 48: 199-249
Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 1:
48Flora Batava 05:
plaatHeukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
426Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
468Wilde Planten 2:
260Wilde-Planten.nl:
pagina Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De meestal rechtopstaande stengels zijn vaak sterk vertakt aan de voet. De zijstengels staan onderaan horizontaal af, halverwege buigen ze naar boven.
Bladeren De grijs behaarde bladeren zijn ongeveer twee cm lang. Ze zijn smal, omgekeerd eirond tot langwerpig, hebben een gave rand en zijn in de korte steel versmald. De bladeren kunnen overwinteren als een rozet.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in dichte trossen. De uitgerande kroonbladen zijn lichtgeel, maar verbleken later naar wit. Ze zijn 2-4 mm. De kelkbladen zijn 2-2½ mm lang en vallen niet af. De kelk- en kroonbladen staan tijdens de bloei rechtop.
Vruchten Een doosvrucht. De ronde, afgeplatte hauwtjes zijn 3-5 mm. Ze zijn viltig en hebben een iets ingedeukte top. De ronde kleppen zijn schotelvormig en in het midden opgeblazen. Aan de randen zijn ze vlak. Eerst zijn ze grijsharig, later worden ze bleekbruin en hard. Ze bevatten 4 zaden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Atlasblokken met waarnemingen
Het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin de soort is gemeld binnen een periode van vijf jaar (vanaf 1980) of twintig jaar.
Niet gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en het aantal doorgegeven waarnemingen kan sterk variëren per periode,
dus een trend in verspreiding kan hier niet direct uit worden afgelezen. Het opgegeven jaartal is het eerste jaar van de
periode. Bron: gevalideerde waarnemingen uit de NDFF.
© FLORON & NDFF
download hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
De bloeiperiode is dit jaar 9 dagen eerder dan het langjarig gemiddelde.