EcologieBodemZonnige tot vaak half beschaduwde plaatsen op matig vochtige tot droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, neutrale tot kalkrijke en vaak iets verdichte grond (op zand, leem, zavel, lichte klei en mergel).
GroeiplaatsBossen (open plaatsen in loofbossen en langs bospaden), kapvlakten, houtwallen, bosranden, heggen, struwelen, dijken, bermen, afgravingen (zandgroeven en oude leemkuilen), grasland (kalkgrasland en hellinggrasland) op voormalige akkers, soms op muurtjes en in de zeeduinen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in de Hollandse en Zeeuwse duinen, in het rivierengebied en in Zuid-Limburg. Elders vrij zeldzaam tot zeer zeldzaam.
VlaanderenAlgemeen, maar zeldzaam in de Polders en in de Kempen. Het meest in de Leemstreek.
WalloniëAlgemeen. Het meest in Brabant en ten zuiden van de Samber en de Maas (behalve in de Hoge Ardennen).
WereldIn alle werelddelen. In gebieden met een gematigd klimaat.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurGerstberger, P. (1978) Zur Unterscheidung von
Fragaria viridis Duchesne und
Fragaria vesca L. im vegetativen Zustand.
Göttinger Floristische Rundbriefe 12: 93-97
Kops, J. & H.C. van Hall (1844) Fragaria vesca - Gewone Aardbezie
Flora Batava 8: 573-573
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De kruipende stengels en de bladstelen zijn dicht afstaand behaard. De bloemstelen dragen meestal schuin omhoog gerichte of aangedrukte haren. De plant heeft bovengrondse uitlopers en kan zo vrij grote plakkaten vormen.
Bladeren De bladeren zijn drietallig. De deelblaadjes zijn eirond en niet gesteeld. Ze hebben 15-23 vrij diepe spitse zaagtanden. De bladrand is niet wit gewimperd. Aan de onderkant zijn ze vrijwel niet glanzend zilverachtig behaard.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in losse bijschermen, die maar weinig boven de bladeren uitkomen. Ze zijn 1-1½ cm, inclusief de bijkelk. De vijf kroonbladen zijn wit, rondachtig, aan de top afgerond en ze bedekken elkaar met de randen. De meeldraden en het stamperhoofdje zijn geel.
Vruchten Een vlezige schijnvrucht. De kale aardbeien worden aan de voet omgeven door een krans van haren en uitgespreide of teruggeslagen kelkbladen. Ze zijn breed afgerond-kegelvormig, vlezig, helderrood en aan de buitenkant bedekt met zaden tot aan de voet. Ze zijn eetbaar en zoetzuur van smaak. Ze vallen af zonder de kelkbladen. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.