EcologieBodemZonnige, open plaatsen (pioniervegetaties) op droge, voedselarme, zwak zure, kalkarme, meestal humusarme, vaak stuivende zandgrond. Buntgras is goed bestand tegen extreme omstandigheden zoals grote hitte, droogte, kalkloze, zure bodems en voedselarme situaties.
GroeiplaatsZeeduinen, bosranden (dennenbos), grasland (droog, zuur grasland), heide, zandverstuivingen, rivierduinen, zandige bermen, greppelkanten, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), afgravingen (zandgroeven) en verlaten akkertjes.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen in de duinen, vrij algemeen in het oosten en midden van het land en vrij zeldzaam in Zuid-Limburg. Elders zeldzaam.
VlaanderenVrij algemeen in de Kempen en in de duinen. Elders zeldzaam.
WalloniëZeldzaam tot zeer zeldzaam. Het meest in de Leemstreek en in Lotharingen.
WereldVan Marokko via Zuidwest- en Midden-Europa tot in West-Rusland en Zuid-Scandinavië. De westgrens loopt door het uiterste oosten van Engeland.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurHartsen, F.A. (1868) Corynephorus canescens - Grijsachtig Bundgras
Flora Batava 13: 1023-1023
Heimans, E. (1909) Een zandbindertje.
De Levende Natuur 14: 106-111
Jansen, P. (1951) Gramineae.
Flora Neerlandica : 7-274
Kops, J. (1814) Aira canescens - Grijzende Windhalm
Flora Batava 3: 171-171
Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 3:
55Flora Batava 03:
plaatFlora Batava 13:
plaat 1023Heukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
223Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
255Nederlandse Oecologische Flora 5:
158Wilde-Planten.nl:
pagina Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels zijn blauwgrijs en naar de voet vaak paarsig of roze. De plant vormt zeer dichte pollen.
Bladeren De stijve, rechtopstaande bladeren zijn borstelachtig ingerold. Ze zijn ruw door hele kleine stekeltjes. Ze hebben een scherpe punt. Het tongetje is spits en 2-4 mm lang.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De zilvergrijze bloempluim is fijn vertakt. Na de bloei is de pluim samengetrokken en vaak roodachtig aangelopen. De aartjes bevatten twee bloemen en zijn 3-4 mm lang. De aaras is behaard. Er zijn twee ongeveer even grote kelkkafjes met één nerf. Ze zijn langer dan de bloemen, die ze omsluiten. De naald van het onderste kroonkafje is knotsvormig verdikt en in het aartje verborgen.
Vruchten Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje). De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.