EcologieBodemZonnige, warme, open plaatsen (pionier) op droge tot matig vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (grof zand, grind en andere stenige plaatsen).
GroeiplaatsLangs spoorwegen (spoorbermen), omgewerkte grond, bermen (verstoorde plaatsen), wegkanten, braakliggende grond, haventerreinen, industrieterreinen, mijnterreinen, parkeerterreinen, ruderale plaatsen, ruigten (voedselrijke ruigten), tussen straatstenen, rolsteenhellingen, puinhopen, bossen (stenige, open plekken in hellingbossen), kapvlakten, afgravingen (zandgroeven en grindgroeven), waterkanten (zandstrandjes langs grote rivieren) en zeeduinen (duinstruweel en kiezelstranden).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandPlaatselijk vrij algemeen, maar vrij zeldzaam in het noordoosten van het land en in Zeeland.
VlaanderenVrij algemeen. Het meest in stedelijke gebieden. Toegenomen.
WalloniëVrij algemeen.
WereldZuidwest-Azië en Europa, behalve in de meest noordelijke en oostelijke delen. Ingeburgerd in Noord-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurDorsman, L. (1919) Het kleverig kruiskruid (
Senecio viscosus L.).
De Levende Natuur 23: 353-355
Kops, J. (1822) Senecio viscosus - Kleverig Kruiskruid
Flora Batava 4: 270-270
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 3:
146Flora Batava 04:
plaatHeukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
613Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
704Nederlandse Oecologische Flora 4:
112Wilde Planten 1:
203Wilde-Planten.nl:
pagina Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels zijn vaak wat heen en weer gebogen en meestal alleen in de bovenste helft vertakt. Ze zijn verder grijsgroen en dicht met klierharen bezet, waardoor ze kleverig zijn. De klierharen worden tot ongeveer ¼ mm lang. Kleverig kruiskruid ruikt onaangenaam.
Bladeren De verspreid staande bladeren zijn langwerpig, veerdelig en spinnenwebachtig behaard. De onderste bladeren zijn min of meer gesteeld en de bovenste zijn naar de voet versmald en zonder of met kleine halfstengelomvattende oortjes.
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen samen vrij losse tuilen met meestal maar vrij weinig bloemhoofdjes. De hoofdjes zijn 0,8-1,2 cm. De gemiddeld dertien lintbladen zijn geel, kort en omgerold (maar soms ook niet). Ook de buisbloemen zijn geel. Het omwindsel is ongeveer twee keer zo hoog als breed, de blaadjes zijn groen zonder een zwarte top. De omwindselblaadjes van de buitenste krans (hoogstens vijf) zijn laag ingeplant, vaak op de hoofdjessteel. De buitenomwindselbladen zijn half zo lang als de binnenomwindselbladen en klierachtig behaard.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De 3-4 mm lange zaden zijn kaal of hebben alleen tussen de ribben één rij korte haartjes. Het vruchtpluis is wit. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.